Home » Effectieve vragen stellen in de klas; zou je dat nu wel doen?

Effectieve vragen stellen in de klas; zou je dat nu wel doen?

Jesse van der Snoek is ervaren leerlingbegeleider. Met een achtergrond als leerkracht helpt hij leerlingen weer plezier te vinden in leren. Als specialist in activerend leren en onderwijsinnovatie begeleidt hij zowel individuele leerlingen als hele klassen. Zijn aanpak brengt rust, structuur en vernieuwing in het onderwijs. 

Effectieve vragen stellen komt in de theorie vaak terug. Het concept “doorvragen” speelt hierin een centrale rol. Dit is bijvoorbeeld zichtbaar in theorieën over “formatief evalueren” en “activerend leren”, waarbij het doorvragen een essentieel onderdeel vormt. In de praktijk betekent dit dat leerkrachten niet alleen informatie zenden, maar ook actief vragen stellen aan leerlingen. Door regelmatig vragen te stellen blijven leerlingen “actief” betrokken bij de les. Wanneer een leerling weet dat er op elk moment een vraag kan komen, zal deze ook actiever deelnemen aan de les.

Leerkracht stelt effectieve vragen aan de kinderen

Suggestieve vragen

Vaak worden er suggestieve, ineffectieve vragen gesteld. Denk eens aan:

“Is het handig dat je met hem gaat samenwerken?”
“Zou het slim zijn om eerst je rekenen af te maken?”
“Is het niet beter om eerst je bord leeg te eten, voordat je je glas leegdrinkt?”
“Zou je dat nou wel doen?”

Dit zijn eigenlijk verpakte opdrachten, namelijk;

  • Niet gaan samenwerken met elkaar, maar juist alleen of met andere partner.
  • Het kind niet eerst aan taal gaat, maar aan rekenen.
  • Eerst het bord leegeten en dan pas iets te drinken nemen.
  • Niet doen, geen goed idee.

Door deze vragen gaat een leerling niet in oplossingen denken of doordenken, maar eerder de verpakte opdracht uitvoeren.

Doorvragen, totdat je er gek van wordt

Naast de suggestieve vragen, wordt er ook weinig doorgevraagd. Bijvoorbeeld bij het vak rekenen: een leerkracht vraagt aan de leerling wat hij of zij heeft opgeschreven bij vraag 3. De leerling antwoordt met “56”. Daarmee gaat de leerkracht direct akkoord om zo snel mogelijk door te gaan naar vraag 4. Het is namelijk het juiste antwoord. Er wordt geen seconde stilgestaan bij de beredenering van de leerling. Maar waarom is het antwoord 56? Welke informatie heeft de leerling gevonden? Welke rekenstrategie heeft de leerling ingezet? En waarom is het een plussom en geen minssom?

Voorbeelden uit de praktijk

Hieronder een aantal dialogen tussen leerling en leerkracht die wij vaak tegenkomen in de praktijk.

Voorbeeld 1, Leerling A, groep 6, rekenen

Leerling A geeft het antwoord 84.
Leerkracht vraagt: “Hoe ben je hieraan gekomen?”.
Leerling A gumt het antwoord direct uit.

De leerling krijgt een kritische vraag en interpreteert dit als feedback op het antwoord, ondanks dat het gegeven antwoord best wel eens goed kan zijn. Deze leerling is dus niet gewend om kritisch na te denken over de gegeven antwoorden.

Leerkracht heeft doorgevraagd aan leerlingen en 1 leerling steekt haar hand op

Voorbeeld 2: Leerling V, groep 7, begrijpend lezen

Leerling V: “Ik heb antwoord D gekozen.”
Leerkracht vraagt: “Waarom heb je antwoord D gekozen?”
Leerling V: “Omdat het lekker klinkt.”
Leerkracht vraagt: “Waarom klinkt dat lekker?”
Leerling V: “Omdat het goed past”.
Leerkracht vraagt: “Waarom past dit dan goed?”
Leerling V: “Geen idee…..”

In dit gesprek is de leerling niet gewend om de vragen te onderbouwen. De leerling zoekt het goede antwoord en gokt liever dan dat het even nadenkt. Leerlingen krijgen vaak de tijd niet om te onderbouwen. De leerkracht speelt de beurt door als het denken te lang duurt. Dit wordt wachttijd genoemd. Geef de leerling voldoende denktijd om de onderzoekende houding in stand te houden.

Voorbeeld 3: Leerling H, groep 8, rekenen

Leerkracht vraagt: “Wie heeft het antwoord op opgave 6?”
Leerling H steekt geen vinger op.
Leerkracht vraagt: “H, wat heb jij?”
Leerling H: “Ik stak mijn vinger niet op.
Leerkracht: “Ik ben toch benieuwd wat je hebt.”
Leerling H: “Ik heb 5 x 27 gedaan en dat is 135.”
Leerkracht vraagt: “Hoe kom je aan die 5?”
Leerling H: “Ik zie 5 zakken met mandarijnen.”
Leerkracht vraagt: “Hoe kom je aan 27?”
Leerling H: “Ik zie 27 mandarijnen in de zak..”
Leerkracht vraagt: “Klopt jouw som dan 5 x 27, of kan het ook 27 x 5 zijn?”
Leerling H: “Dat is toch hetzelfde?”
Leerkracht vraagt: “Waarom is 5 x 27 hetzelfde als 27 x 5, denk jij?”
Leerling H: “Omdat beide sommen op 135 uitkomen.
Leerkracht: “Dat klopt, toch is er wat anders…”
Leerling H: “Hmm, daar denk ik dan nog even over na.”

Tijdens dit gesprek probeert de leerkracht de leerling aan het wankelen te brengen. Laat de leerling merken dat je niet per se twijfelt aan het antwoord, maar stimuleer de leerlingen verder na te denken. Dit doe je door verder te vragen. De leerkracht had ook nog kunnen vragen naar de oplossingsstrategie van 5 x 27 of de keuze van een keersom: “waarom gebruik je hier geen plussom?”

Laat leerlingen continu nadenken

Kortom, zet de leerlingen continu aan het denken. Laat ze iedere gezette stap onderbouwen. Wees geïnteresseerd naar het denkproces en laat kinderen verwoorden hoe ze bij bepaalde stappen gekomen zijn. Zo blijven leerlingen actief betrokken bij de les en leren ze ook om echt achter de gegeven antwoorden te gaan staan. Als leerlingen echt achter het antwoord of berekening staan, zullen ze zich ook niet van de wijs brengen na een aantal verdiepende vragen.

Meer weten?

Mochten jullie nog vragen hebben, willen sparren of meer kennis op willen doen over het effectief vragen stellen tijdens diverse lessen? Bijzonder Jij biedt trainingen, bijlessen en coaching aan scholen, ouders en kinderen, zodat het onderwijs voor iedereen toegankelijk en haalbaar is. Neem ook eens een kijkje in onze webshop. Hier vind je rekenwerkboeken die stapsgewijs en vol succescriteria staan om tot een mooi resultaat te komen.

Lees hier meer informatie over de ondersteuning die Bijzonder Jij kan bieden.

Wie weet tot ziens!